Uw rechten inzake betaling

Welke ondernemer is nog nooit geconfronteerd met een late betaling bij een overheidsopdracht? En wie van hen geeft zijn rechten doen gelden? Ze deden dat wellicht niet uit angst om hun relaties met de aanbesteder niet te verzuren, maar misschien ook door een gebrekkige kennis van hun rechten … We hopen dat onderstaande tekst meer duidelijkheid zal verschaffen!

Zonder in detail te treden omtrent de betreffende regels, is het belangrijk om te onderstrepen dat de hieronder beschreven regels slechts van toepassing zijn voor zover de schuldeiser (de ontvanger van de betaling) aan al zijn, zowel wettelijke als contractuele (met name zoals voorzien in het bijzonder bestek) verplichtingen heeft voldaan op het ogenblik dat zijn prestaties worden gefactureerd. Zo niet, is de betaling niet verschuldigd en kan ze ook niet te laat zijn.

Vanaf de eerste dag betalingsachterstand

Vanaf de eerste dag betalingsachterstand door de aanbesteder, heeft de opdrachtnemer recht op een verwijlintrest. Hij hoeft geen herinnering of ingebrekestelling te sturen: het simpele feit dat de vervaldag met een dag overschreden is, opent dit recht[1].

De intrest wordt op jaarbasis berekend en vervolgens teruggebracht naar rato van het aantal dagen overschrijding (365sten of 366sten, naargelang het om een schrikkeljaar gaat of niet).

De intrest is hetzij de door de Europese Centrale Bank (ECB) voor haar meest recente basisherfinancieringstransacties toegepaste intrestvoet, hetzij de marginale interestvoet die het gevolg is van variabele rentetenders voor de meest recente basisherfinancieringstransacties van de ECB. De bedoelde intrestvoet wordt in beide gevallen met 8,00% vermeerderd. De intrestvoet die van toepassing is op de overheidsopdrachten (het vermeerderd tarief dus) wordt elk kwartaal op de website van FOD Financiën gepubliceerd. Hij is van toepassing op de hoofdsom (inclusief toepasselijke belastingen, rechten, heffingen of kosten, met uitzondering van de btw, behalve indien de aanbesteder geen publiekrechtelijk lichaam is in de zin van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde).

Aangezien de ECB-intrestvoet 0,00% bedraagt sedert maart 2016 (en hij vóór eind 2019 wellicht niet zal stijgen), bedraagt de intrestvoet die van toepassing is op de overheidsopdrachten dus 8,00% (0,00% + 8,00%). Elke dag betalingsachterstand levert bijgevolg een intrest op van 1/365ste (of 1/366ste) van 8,00% van de factuur. Voor een fictieve factuur van 10.000 EUR exclusief btw is de dagelijkse rente dus gelijk aan 2,19 EUR.

Naast deze verwijlintrest heeft de opdrachtnemer, nog steeds zonder herinnering of ingebrekestelling, recht op een forfaitaire schadevergoeding van 40,00 EUR voor de door hem gemaakte invorderingskosten. Heeft hij nog andere kosten gemaakt (deurwaarder, advocaat …), dan kan de opdrachtnemer daarnaast nog een “redelijke vergoeding” vragen (zonder dat de regelgeving dit redelijke karakter definieert).

[1] Artikel 69 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten.

Na dertig dagen betalingsachterstand

De regels worden strenger voor de aanbesteder wanneer zijn betalingsachterstand oploopt tot dertig dagen. In dat stadium kan de opdrachtnemer immers het uitvoeringstempo van de werken van de opdracht vertragen en zelfs onderbreken, indien het belang van de achterstallige betalingen (de wetgever hoedt er zich voor een drempel van “belang” vast te leggen) dit rechtvaardigt[1].

De beslissing om het uitvoeringstempo te vertragen of te onderbreken dient evenwel (bij aangetekende zending) ten laatste vijftien dagen vóór de dag van de effectieve vertraging of onderbreking aan de aanbesteder te worden gemeld.

De opdrachtnemer die genoodzaakt is om het uitvoeringstempo van de werken te onderbreken of te vertragen, heeft bovendien recht op een schadevergoeding die hijzelf becijfert en indient bij de aanbesteder binnen de termijnen bepaald in artikel 38/16 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013, met betrekking tot de indieningstermijnen voor klachten en verzoeken.

Tot slot heeft de opdrachtnemer, ongeacht of er al dan niet sprake is van onderbreking of vertraging, recht op een verlenging van de uitvoeringstermijn die gelijk is aan het aantal dagen tussen de dertigste dag vertraging en de dag van de effectieve betaling, op voorwaarde dat hij zijn vraag schriftelijk en vóór het verstrijken van de contractuele termijnen verstuurt.

[1] Artikel 70 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013.

Opdrachten van minder dan 30.000 EUR exclusief btw

De hierboven geschetste regels, zoals vermeld in het koninklijk besluit van 14 januari 2013, zijn niet van toepassing op opdrachten van minder dan 30.000 EUR exclusief btw, behalve indien de aanbesteder het koninklijk besluit uitdrukkelijk toepasselijk heeft gemaakt op de opdracht (wat zelden voorkomt).

De regels die van toepassing zijn op de opdrachten van minder dan 30.000 EUR exclusief btw zijn nochtans niet erg verschillend van het voorgaande. Ze zijn opgenomen in de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van betalingsachterstand bij handelstransacties.

Deze wet voorziet dat bij het verstrijken van de betalingstermijn, en behalve indien de aanbesteder aantoont dat hij niet verantwoordelijk is voor de vertraging, een verwijlintrest die overeenkomt met het percentage zoals vermeld in het koninklijk besluit van 14 januari 2013 (beleidsrente van de ECB, vermeerderd met 8,00%) en afgerond tot het hogere halve procentpunt, van rechtswege en zonder ingebrekestelling van toepassing is.

De forfaitaire schadevergoeding van 40,00 EUR, de redelijke vergoeding voor invorderingskosten en het recht om het uitvoeringstempo van de werken te vertragen of te onderbreken, zijn evenwel niet in de wet van 2 augustus 2002 opgenomen.

De rechten van de onderaannemers

Ook de onderaannemer wordt door de wet van 2 augustus 2002 beschermd ten opzichte van de opdrachtnemer die hem eventueel laattijdig zou betalen. Een belangrijk verschil met de regels die van toepassing zijn op de opdrachten van minder dan 30.000 EUR exclusief btw, is dat het contract tussen de twee ondernemers (opdrachtnemer en onderaannemer) een intrestvoet kan voorzien die afwijkt van de hierboven vermelde 8,00%.

Het Burgerlijk Wetboek[1] voorziet trouwens, maar alleen in het kader van overheidsopdrachten voor werken, een mechanisme dat “rechtstreekse vordering van de onderaannemer” wordt genoemd: wanneer een onderaannemer niet wordt betaald door zijn medecontractant (de opdrachtnemer), heeft hij het recht de betaling van de verschuldigde som door de aanbesteder te eisen. Die laatste moet evenwel slechts de sommen betalen die hij zelf verschuldigd is aan de opdrachtnemer op het ogenblik waarop de rechtsvordering wordt ingesteld. Met andere woorden, indien de aanbesteder de opdrachtnemer reeds heeft betaald voor de betreffende prestaties, moet hij niet tweemaal betalen.

 

[1] Artikel 1798 van het Burgerlijk Wetboek.

Besluit

De opdrachtnemer waarvan de facturen niet betaald zijn op de vervaldag, wordt net als zijn onderaannemer in ruime mate beschermd door de wetgever. Het is aan hen om hun rechten te doen gelden!

Stel ons uw vragen